Episode 12

Ik hou van Lars. Ik hou echt van hem. Maar ik heb het gevoel dat hij uit mijn handen wegglipt. Hoewel ik weet dat hij van me houdt laat hij het nooit merken. Liet hij het nooit merken. Die rode rozen… die maken alles al een stuk moeilijker dan het is. Zolang Lars alleen maar passief om me gaf kon in mezelf nog voorhouden dat hij helemaal niets om me gaf. Nu lukt dat me zelfs niet meer. Maar hoe moet ik nu eerlijk tegen hem zijn?

Ik kijk in de  spiegel en zie mijn rode gezwollen ogen. Ik lijk opeens bijna 40. Lars zei nooit dat hij van me hield. In het begin was ik gek op zijn manier van doen. Juist dat vrije, dat ongrijpbare. Maar na verloop van tijd begon ik te hunkeren naar genegenheid. Hoewel Lars en ik vaak vrijden en knuffelden, wilde ik ook hóren dat hij om me gaf. Maar hij is altijd zo zuinig geweest met zijn uitingen van liefde naar mij toe. Vooral de laatste tijd. En ook vooral de laatste tijd was hij zo vaak weg.

Maar we zijn geen verliefde pubers meer. Ik dwing mezelf om in de spiegel te kijken en te zeggen wat ik daadwerkelijk zie, een spelletje dat ik al speelde voordat ik Lars überhaupt kende. Ik zie mezelf. Mijn blonde haren en mijn grote bruine ogen – nu rood omrand met zwarte vlekken mascara eronder. Mijn mond die zich krampachtig in een glimlachpositie probeert te wurmen. De glinstering van tranen op mijn wangen. Ik kijk mezelf in de ogen, en mijn herinneringen gaan  met me op de loop.

De eerste keer dat ik Lars leerde kennen was bij een toneelvoorstelling. Ik ging kijken omdat ik toen voor mijn school naar een voorstelling moest. Hij ging erheen omdat hij het leuk vond. Ik had eigenlijk een kaartje voor een avond ervoor, maar doordat ik misselijk was geworden omdat ik een stukje bedorven zalm had gegeten had ik besloten een dag later te gaan. We kwamen naast elkaar te zitten en hij begon tegen me te praten, en we praatten de hele voorstelling lang. Ik viel direct voor zijn heldere blauwe ogen. Helaas was ik vergeten om zijn naam te vragen, laat staan zijn nummer. Ik had niets om mee te beginnen.

Twee weken later werd ik door een vriend meegenomen naar een plaatselijke kroeg. Ik ging in die tijd nooit uit en ik zag er ook nogal tegenop. Maar terwijl ik aan de bar een biertje probeerde te bestellen viel mijn oog op een bos warrige krullen die me sterk aan iemand deden denken. In een vlaag van overmoed porde ik met mijn elleboog in de rug van de man toen ik mijn biertje aanpakte. De man keek om en zijn stralende blauwe ogen ontmoetten de mijne.

Ik kwam te weten dat hij Lars heette, en economie studeerde. Hij was toen bijna 20, ik zou over 6 dagen 17 worden. Hij gaf me zijn telefoonnummer. Ik gaf het mijne. Toen hebben we tot diep in de nacht lopen praten en uiteindelijk bracht hij me thuis. Hij gaf me geen afscheidskus, dat weet ik nog.

Maar de grote verassing kwam 6 dagen later, toen hij opeens voor de deur stond. Het was mijn 17e verjaardag, en al mijn vriendinnen waren langsgekomen. En hij stond daar. Met een kleine envelop. Met daarin een briefje met de vraag of hij me een keer mee naar de film kon nemen. Als ik had kunnen smelten, dan was ik op dat moment waarschijnlijk veranderd in één grote gesmolten plas verliefdheid. De week daarna nam hij me mee naar de film, bracht me keurig thuis, en dit keer kreeg ik wel een afscheidskus. Een echte. De beste.

Vanaf dat moment waren we officieel een stel. Hij was van mij en ik was van hem. We waren niet klef, we waren niet close. We waren eigenlijk helemaal niet zoals een normaal verliefd jong stelletje. Maar elke keer als ik hem zag maakte mijn hart een sprongetje. Elk onderwerp kwam uit op Lars. Elke jongen in mijn leven had wel iets wat Lars ook had. Maar Lars had het allemaal. Het ging ons prima af en na een paar jaar kwam ik erachter dat ik echt niet meer zonder hem kon. Ik was van hem gaan houden. Een week voor mijn 22e verjaardag vroeg hij me ten huwelijk. Ik kon niet anders dan ja zeggen.

En toen kwamen de kinderen. En Lars zijn werk. Het echte leven leek onze perfecte droom binnen te zijn geslopen.

En daar sta ik nu. Na 11 jaar huwelijk. Drie kinderen. Betraande ogen, een hart dat niet weet voor wie het klopt. En niet wetende of er ook een hart was dat voor mij klopte.

Ik liep de trap zo voorzichtig mogelijk op, ik wilde de kinderen niet wakker maken. Even bleef ik voor de dichte deur van de studeerkamer staan. Ik streek met mijn vingers door mijn haar en opende de deur. Daar zat Lars in het schemerlicht van zijn bureaulamp een stel documenten te lezen. De screensaver op zijn computer gaf een fotocollage van onze kinderen. Tekeningen hingen aan de muur. Lars kijkt op. “wat doe jij hier?” Hij kijkt me verbaasd aan. Ik kom hem niet zo vaak storen. Zenuwachtig glimlach ik naar hem. Even voel ik me onzeker en bang,  maar dan neemt een vreemd soort van zelfbewustzijn het van me over. Ik recht mijn rug en kijk hem aan.
“Hou je van me?”
Hij zegt ja.
“Wil je voor altijd bij me blijven?”
Hij zegt ja.
Hij kijkt me aan.
Hij zegt dat ik nog steeds dezelfde gevoelens bij hem losmaak al 16 jaar geleden.
Ik heb het gevoel dat ik in tweeën breek. Hem hoef ik niet meer te overtuigen. Ik moet mezelf overtuigen.

Ik ga voor hem staan en zegt dat als hij dat meent, dat hij me dan moet kussen. Echt moet kussen. Niet dat halfslappe gedoe. Hij pakt mijn hand en trekt me omlaag. Even zijn z’n ogen vlak voor de mijne. Dan sluit hij ze en drukt zijn mond op mijn mond. We kussen. We zoenen. Dan glijdt zijn hand onder mijn t-shirt. Mijn handen woelen door zijn haar, wrijven over zijn rug, knijpen in z’n schouders. We glijden van de bureaustoel af op de grond. Ik schuif zijn t-shirt omhoog over zijn hoofd heen. Hij begint zwaarder te ademen. Dan drukt hij me op de grond en kijkt me aan. Zijn hand glijdt naar onderen. Langzaam, heel langzaam, begint hij mijn riem open te trekken. Zonder mijn blik los te laten. Hij kijkt bijna vragend, alsof hij toestemming wil. Hij heeft mijn riem losgehaald en maakt met één hand de knoop open. Schuift de rits naar beneden. Langzaam. Zijn hoofd beweegt zich naar beneden en hij kust me. Dan schuift hij mijn t-shirt omhoog en trekt mijn bh naar beneden. Even staart hij naar mijn linkerborst alsof het de eerste keer is dat hij hem ziet. Ik trek hem naar me toe en begin aan zijn broeksriem te frunniken.

Dan gaat de deur open, en Annabel staat huilend in de deuropening. De bel ging. Drie keer. Ze is bang dat het inbrekers zijn. Ik trek mijn kleding snel goed en sprint naar de deur, terwijl Lars Annabel troost.

Beneden aangekomen duurt het een eeuwigheid voordat ik alle sloten heb omgedraaid voordat ik de deur opentrek en het een gevoel van misselijkheid me overvalt. Het soort van misselijkheid dat je krijgt als je opeens de controle over alles in je leven verliest.

Daar, voor de deur, staat Raven. Met een bos rode rozen in zijn hand.

Episode 11

Als de deur achter me dichtvalt, beginnen mijn handen te trillen. Ik moet nadenken bij alle kleine dingen die ik doe: rits open, jas uit, jas aan de kapstok hangen, schoenen losmaken.. Allerlei scenario’s schieten door mijn hoofd. Hoe ga ik Lars alles vertellen en gá ik hem wel alles vertellen?

Heel voorzichtig doe ik de deur open, maar in de kamer is niemand. Tot mijn verrassing voel ik een enorme opluchting. Het moet toch ooit gebeuren, en nu is beter dan later. De lucht lijkt hier bedompter dan anders. Ademhalen kost me moeite. Komt dat doordat ik nauwelijks thuis ben of zijn het nog steeds mijn zenuwen? Ik ga op de bank zitten, maar zo voel ik me niet meer ontspannen dan als ik sta.

Om mezelf af te leiden ga ik met mijn vinger langs alle vlekken op de bekleding. Dat zijn er nogal wat – de bank kreeg Lars van een tante toen we samen gingen wonen. Ze zijn het gevolg van drie opgroeiende kinderen die waarschijnlijk geen groter genoegen kunnen bedenken dan iets als chocolade eten op een witte bank. De vlekken zijn in ieder geval niet het resultaat van spannende avontuurtjes van Lars en mij als de gordijnen gesloten waren. Zelfs dat was te avontuurlijk voor hem, en ook voor mij- dacht ik. De enige vlek die ik gemaakt heb was van de keer dat Suzanne mijn haar verfde om de te snel gekomen grijze te verbergen. Zij weigert trouwens pertinent om op die bank te gaan zitten.

Ik weet niet hoe vaak ik Lars heb gevraagd wanneer we een nieuwe zouden kopen. Eerst wilde hij het niet, omdat hij er teveel aan gehecht zou zijn, maar tegenwoordig heeft hij gewoon geen tijd. zolang er een bank is waar hij op neer kan ploffen na een lange werkdag of zakenreis vindt hij het best. Zo is Lars altijd al geweest: tevreden met wat hij heeft. Hij werkt ook niet zo hard vanwege het geld, maar omdat dat in zijn aard ligt. Hij is zo’n harde werker, zo eerlijk..en daarom is het juist zo moeilijk om hem de waarheid te vertellen, omdat ík niet eerlijk ben geweest.

Ergens ver achterin mijn hoofd fluistert een stemmetje: ‘Maar hij had het aan kunnen zien komen. Hij is de laatste tijd altijd weg en als hij thuis is, moet hij alleen maar uitruisten. Het is niet mijn schuld dat ik nu naar meer verlang, meer dan het brave huisvrouwenleven, meer gezelschap dan drie kinderen en de vrouw achter de kassa in de supermarkt. Ik kan mezelf niets verwijten, behalve dat ik het niet eerder heb gedaan.’ En dat ik met Raven heb gezoend... Bij de gedachte aan zijn lippen op de mijne vliegen de vlinders alweer vrij door mijn maag, maar nu is het alsof ze me langzaam vergiftigen. Ik heb Lars bedrogen.

En aan de andere kant.. Hoe lang geleden is het dat Lars en ik zo gepassioneerd gezoend hebben? Een echte zoen, en geen halfbakken kus als voorspel voor een soort plichtmatige seks: een echte zoen. Maar meneer is altijd aan het werk. Natuurlijk, het was fout, maar een mens kan fouten maken. Ik ga Lars zo alles vertellen. Dat is beter voor hem en voor mij. Het zal hem kwetsen, maar ik heb hem vaker gekwetst en hij mij. Dat hoort bij een relatie. Deze misstap is even goed zijn schuld als de mijne. En ik – ik vecht in gedachten al tegen mijn tranen – zal Raven niet meer zien, voor zover dat me lukt met mijn werk, want mijn werk wil ik wel houden.

In mijn hoofd repeteer ik het gesprekje. Het schuldgevoel is langzaam overgegaan in beschuldiging. Een warme gloed van woede vult mijn lijf. Waarom is hij nooit thuis? Waarom moet ik hier alles alleen doen en waarom snapt hij mijn hints over ‘een dagje vrij nemen’ nooit?
Ik merk dat ik mijn benen opgetrokken heb. Als een klein meisje zit ik op de bank. Ik wacht tot Lars thuis komt. Dit keer niet keurig met het eten op tafel, maar vol woede, schuld en klaar om hem de waarheid en eens goed de waarheid te vertellen.

Na een eeuw van tien minuten gaat de voordeur open. Lars’ voetstappen klinken in de gang. Ik sta op. De deur gaat open en ik zeg mijn ‘Ik moet je iets vertellen’ bijna tegelijk met zijn ‘Hoi lieverd’.  Hij kijkt me kort en wat vreemd aan. Dan zegt hij: ‘Ik heb iets voor je’. Achter zijn rug haalt hij een bos rode rozen tevoorschijn. ‘Voor jou, omdat ik de laatste tijd zoveel weg ben geweeest. Ik hoop dat ik het zo een beetje kan.. goedmaken.’ Ik pak de bloemen aan en dan kust hij me. Een klein kusje op de mond, maar toch – een kus. Samen gaan we op de bank zitten, de rozen een beetje ongemakkelijk naast ons. ‘Wat wilde je me nou vertellen?’ vraagt hij, terwijl hij me aankijkt met een blik die zo lief is, dat ik smelt. En terwijl het stemmetje in mijn hoofd me haast wel kan vermoorden, zeg ik: ‘Niets, liefje. Ik.. laat maar.’

Lars is boven en ik heb de bloemen in een vaas gedaan. Nog een vlek van mij op de bank, maar nu van mijn tranen.