Nu Lars thuis is, is alles anders. Ik moet zorgen dat ik op tijd thuis ben en eten kan maken, zoals het een brave huisvrouw betaamt. Lars is altijd om zes uur thuis. Hij moet vaak wel overwerken, maar ik kan nooit precies weten wanneer.
Dat betekent dat ik niet meer kan paaldansen, zolang hij hier is. En dat is wel een tijdje waarschijnlijk. Hoe heb ik me ooit voorgesteld dat dit zou werken? Natuurlijk kan ik niet gaan dansen als Lars thuis is. Hoe kan ik om vier uur ’s ochtends thuiskomen als hij de hele nacht al in ons bed ligt?
Vroeger had ik meteen opgegeven, maar nu is het anders. Een rebels deel in mij, een deel waarvan ik dacht het nooit gehad te hebben, is opgestaan en schreeuwt om aandacht. Ik moet iets verzinnen, het moet mogelijk zijn. Maar niet alleen. Ik toets Suzanne’s nummer in. Suzanne weet alles, zij kan alles bedenken. De problemen die ik zonder haar heb opgelost zijn op één hand te tellen. Dat waren trouwens vooral mijn problemen. Het scheen altijd of Suzanne een perfect leven had, zonder tegenslagen. De telefoon gaat over. Een keer, twee keer. Ik hoop dat ze opneemt.
Drie kwartier later zit Suzanne aan mijn keukentafel. De kinderen zijn naar school en Lars staat waarschijnlijk in een file op weg naar zijn werk. Suzanne heeft haar halve nagellakverzameling meegenomen, want ‘nagels lakken kalmeert’. Niet dat ik dat geloof, misschien dat de nagellakdampen invloed hebben op de hersenen, maar ik sta toch rustig toe dat Suzanne mijn nagels mintgroen lakt. Over haar leesbril heen – de bril die ze haat, maar zonder welke ze niet kan lezen en ook geen nagels kan lakken – kijkt ze me aan. Ze ziet er zo net uit als een schooljuf. ‘Dus Lars is terug? Maar je wist toch wel dat hij terug zou komen?’ Ja, ja natuurlijk wist ik dat. Diep vanbinnen wel, maar ik had het irriële idee dat alles vanzelf goed zou komen, dat er een wonder zou gebeuren waardoor Lars niets door zou hebben. Suzanne denkt na. Ik zie het aan de rimpeltjes in haar voorhoofd, de rimpels die ze ook al zo verafschuwt, maar waarvan ze er toch beduidend minder van heeft dan ik.
Maar de rimpels worden minder diep, haar ogen lichten op achter de leesbril: Suus heeft een oplossing gevonden. ‘Je moet een baan vinden,’ zegt ze. ‘Nachtwerk, maakt niet uit waar. Dat verklaart trouwens ook meteen de extra inkomsten op jullie bankrekening.’ Oh ja. De bankrekening die Lars en ik delen. Zoals we alles delen, tot ons e-mailadres aan toe. Misschien moet ik daar maar eens een eigen van aanmaken, bedenk ik nu. Goed. Nachtwerk dus. Dat lijkt misschien makkelijk, maar dat is het niet. Behalve dat ik nooit een opleiding heb gedaan, is er met het oog op Lars’ salaris geen enkele reden waarom ik werk, laat staan nachtwerk zou gaan doen.
Mijn nagels zijn klaar. Suus heeft gelijk, nagels lakken kalmeert. ‘Is er iemand die voor je in kan staat, op je werk? Iemand die Lars zou kunnen vertellen dat je daar iets anders doet?’ vraagt Suzanne. Ik denk na. Met mijn baas heb ik niet zo’n goed contact, en bovendien denkt hij dat mijn man het goed vind dat ik daar werk. Raven komt in mijn gedachten. ‘Raven, Raven zou me wel willen helpen, denk ik,’ zeg ik. Suzanne draait de dop op de nagellak en staat op. ‘Dan gaan we nu naar hem toe. Dat soort dingen moet je niet per telefoon doen. Weet je waar hij woont?’ Ja, ik heb zijn adres, dat staat in het adressenboek dat ik van mijn werk heb gekregen, maar ik ben er nog nooit geweest. Goed, dan gaan we. Ik vraag me af wat Raven denkt als hij mij ineens voor de deur ziet staan, met Suzanne. Niet aan denken – gewoon gaan, dat was mijn instelling toch?
Even later staan we voor zijn deur. Vreemde buurt is dit, volgens mij zijn het allemaal kraakpanden, maar dit huis is redelijk schoon – zo ziet het er van buiten uit. Suzanne steekt vreemd af tegen deze buurt, met haar sjaaltje en hoge hakken. Ik klop voorzichtig op de deur, omdat er geen bel is, en doe een stap achteruit. Het lijkt een eeuwigheid te duren voordat ik voetstappen hoor. De deur gaat langzaam open en daar staat hij: Raven. Hij draagt een pyamabroek en geen t-shirt, waardoor al zijn tatoeages goed te zien zijn. Zijn dreadlocks vallen nonchalant over zijn schouder. Ik hoor Suzanne naar adem snakken en een achteruit deinzen. Raven lijkt het niet te merken. Hij lacht. ‘Hé Erika, wat doe jij hier?’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Hallo, heb je tips, aanmerkingen, kritiek, vragen of ben je alleen maar heel enthausiast? Laat het me weten bij de comments!